Vorige week was onze vrijwilligster Siel aanwezig op het panelgesprek “Werk en sociale activering” in Zebrastraat (Gent), die ter gelegenheid van de Werelddag Verzet Tegen Armoede plaatsvond. Aanwezig waren Henk Van Hootegem (coördinator interfederaal Steunpunt tot Bestrijding van Armoede), Ruth Claes (algemeen directeur vzw IN-Z), Prof. dr. Piet Van Avermaet (directeur Steunpunt Diversiteit en Leren UGent), Prof. dr. Ilse Mariën (onderzoeker Digitale Inclusie aan de VUB), Ben Bruyneel (zaakvoerder Ganzerik) en moderator Joris Hessels.
1 op 7 Gentenaars leeft in armoede
Mensen in een financieel kwetsbare situatie willen bijdragen aan de maatschappij. Met deze positieve noot start het panelgesprek. Ruth Claes schetst: “In die 26 jaar dat ik directeur ben van IN-Z heb ik nooit iemand ontmoet die niet wil participeren.” Hoe komt het dan toch dat die drempels naar werk zo groot zijn? IN-Z, een sociale onderneming in Genk met 1300 medewerkers, gaat met kwetsbare mensen aan de slag en werkt op een outreachende manier om hen te vinden en op te sporen. Daarna gaan ze met hen een traject aan. Vaak is dat stap voor stap en kan vrijwilligerswerk een eerste opzet zijn in de richting van betaald werk. Zo werkt IN-Z ook volgens het principe van de Brede School, waar anderstalige mama’s kunnen ingezet worden voor de soepbedeling op de school van hun kinderen, taallessen kunnen volgen en leren hoe ze digitale communicatie van de school en de leerprestaties van hun kinderen kunnen opvolgen.
De Vlaamse overheid streeft naar een werkzaamheidsgraad van minstens 80%. Die halen we op dit moment met 77% niet. Des te opvallender is het steeds stijgende aantal leefloongerechtigden en de extreme krapte op de arbeidsmarkt. Deze tendensen vallen zeer moeilijk met elkaar te rijmen. Het lijkt alsof het leefloon als sociaal vangnet, een hangnet is geworden. Mensen participatief benaderen, tijd maken voor een vertrouwensrelatie, hen laten bijdragen in wat ze goed kunnen en graag doen is cruciaal om tot activering te komen. Helaas zien we dat maatschappelijk werkers bij de Welzijnscentra kreunen onder de werkdruk en vaak alleen maar een oplapmiddel kunnen bieden voor dringende welzijnsnoden. Dit gaat ten koste van duurzame ondersteuning, een structurele oplossing en het bewandelen van een kwalitatief traject richting werk.
Niet alleen mensen toegeleid krijgen naar een job is een uitdaging. Een job behouden is dat evenzeer. Soms vallen mensen uit omwille van tal van redenen. Er wordt dan ook een pleidooi gehouden voor werkbaar werk en meer aandacht voor inclusie op de werkvloer. Een simpel voorbeeld: de balans werk – privé. Een bediende heeft vandaag de dag meer mogelijkheden om thuis te werken en meer flexibiliteit om het werk te onderbreken. Voor een arbeider is dat een veel moeilijker verhaal.
Kansengelijkheid en Mattheüs-effect anno 2023
Het Steunpunt Diversiteit en Leren van de Universiteit Gent doet onderzoek naar de onderwijsongelijkheid en transitiemomenten. Zij stelden vast dat de overgang van een kind tussen kleuter en lager enerzijds, en lager en secundair anderzijds, kwetsbare momenten zijn. Enorm frappant is het feit dat hoogopgeleide ouders vaak al in het 5de leerjaar weten welk parcours hun kind zal volgen in het middelbaar en daarbij niet wachten op het advies van de school. Laagopgeleide ouders daarentegen zijn vaak volledig afhankelijk van het advies van de school en zijn daarin vaak zeer volgzaam. Dit ontneemt een kind al van jongsaf aan het perspectief om nog te kunnen groeien en andere doelen na te streven mét ondersteuning.
Daarnaast is taal een cruciale factor. Vanuit het beleidsdiscours wordt vaak gerefereerd naar taal als hefboom om de kansen op tewerkstelling te vergroten. Ware het niet dat de taalcursussen erg breed zijn en niet specifiek afgestemd zijn op de verschillende taalrepertoires op de werkvloeren. Gemiddeld duurt het 9 à 12 jaar om een taal te leren en blijkt uit meerdere studies dat je vooral leert door te horen, reproduceren en feedback te krijgen. Van Avermaet houdt dan ook een pleidooi voor meer cyclisch leren op de werkvloer, mét meer uren taalcoaching en een afwisseling tussen theorie en praktijk. Omarm meertaligheid en ga taal niet als een exclusief middel gebruiken inzake werk.
Een andere zeer aanwezige drempel is technologie. Uit een studie van de VUB blijkt 46% van de Vlamingen digitaal kwetsbaar. Dat is veel, zéér veel. Onderzoeker Ilse Mariën stelt dat iedereen doorheen zijn leven het risico loopt digitaal niet meer mee te zijn. Er zijn continu nieuwe fenomenen waar je moet mee leren omgaan, zoals phishing en nu bijvoorbeeld AI en Chat GPT.
Vroeger werd de digitale kloof veelal gereduceerd tot toegang tot digitale middelen. Sinds corona is digitale participatie een zeer hot item, vermits mensen met lage digitale vaardigheden volledig uit de boot vielen door uitsluitend online dienstverlening. Risicogroepen zijn: ouderen, laagopgeleiden, arbeiders, werkzoekenden, langdurig zieken…
In haar dagelijkse omgeving wordt Ilse Mariën als onderzoeker ondergedompeld met nieuwe technologieën die onderzoekerscentrum imec gebruikt, maar als je je in een homogeen netwerk met allemaal dezelfde drempels bevindt, dan wordt die kloof opnieuw veel groter. In sociologische termen, heet dat ook wel het Mattheüs-effect. De sterken/rijken worden sterker/rijker, de zwakken/armen worden zwakker/armer.
Mariën houdt daarom een vurig pleidooi om meer stil te staan bij het aangrijpen van digitale kansen op de werkvloer. In plaats van een arbeider in de sociale economie iets te laten turven op papier zou die evenzeer een systeem op de tablet kunnen aangeleerd worden. Het project van Digicoaches van stad Gent, waarbij een teamlid een brugfiguur vormt voor andere collega’s en iemand die moeilijkheden ondervindt, kan leren hoe die online verlof kan aanvragen, diens loonbrief digitaal kan ontvangen, de itsme app kan gebruiken… is erg waardevol en bovendien een succesverhaal dat hopelijk op meerdere werkvloeren wordt ingevoerd.
Protectionistisch denken: structuren herdenken en kijken voorbij de verkokering
Alle experts in het panelgesprek zijn het unaniem eens over het feit dat de aanpak van armoedebestrijding vandaag te eenzijdig gebeurd. Beleidsmakers maken het door de huidige structureren niet altijd mogelijk om overkoepelend te denken. Zo leidt de tendens naar innovatieve projectoproepen ertoe dat er niet structureel en duurzaam kan gewerkt worden. De versnippering in het sociale werkveld wordt gehekeld als hét grote pijnpunt in de multidisciplinaire aanpak van armoede. Simpelweg een dak boven je hoofd hebben en een veilige woonplaats, is een eerste logische maar zeer cruciale basisvoorwaarde in het kunnen werken. Daarnaast stelt Ruth Claes dat werk fundamenteel gelijk staat aan welzijn op de werkvloer. De link met onderwijs zoals we ook eerder gemaakt hebben, valt verder niet weg te denken.
Conclusie: wil je armoede aanpakken en mensen echt vooruit helpen, moet je op alle domeinen aan de kar trekken. Daar zal ook het middenveld haar steentje moeten in bijdragen en haar protectionistische houding, uit schrik voor verlies van middelen of autonomie, in de toekomst bijstellen.
Individueel maatwerk als soelaas?
Of iemand nu in het statuut van thuiswerk, vrijwilligerswerk of betaald werk zit: elke bijdrage is even waardevol. Het gaat er wel om dat in de toekomst meer moet ingezet worden op trajecten die leiden tot betaald werk, met een inkomen boven de armoedegrens en kwalitatieve arbeidsstatuten en geen losse contracten.
Sinds juni 2023 is er een nieuw decreet invoege rond individueel maatwerk. Dat betekent dat een werkgever een subsidie kan krijgen om een medewerker met een begeleidingsnood (taal, psychische/fysische kwetsbaarheid, onvoldoende competenties, terugkeer na burn-out op de werkvloer…) in dienst te nemen. Alleen is deze mogelijkheid op dit moment nog te weinig bekend in de reguliere economie. Met een aandeel langdurig zieken groter dan het aandeel werklozen zal het cruciaal zijn hier volop in te zetten willen we de vooropgezette werkzaamheidsgraad behalen.
Daarnaast kan dit hopelijk ook mogelijkheden bieden voor een betere doorstroom na een succesvol sociale economie traject naar de gewone arbeidsmarkt. Een getuigenis van een ex-medewerker in het statuut artikel 60 illustreert de pijnlijke realiteit dat hij na 300 motivatiebrieven geen enkele kans heeft gekregen bij een werkgever.
Bij deze is dit dan ook een warme oproep aan alle bedrijven om open te durven kijken naar wat mensen al kunnen en de subsidie te benutten om hen te laten groeien. Een mooi voorbeeld van IN-Z, die na een openstaande vacature van 3 jaar het gedurfd heeft om een Oekraiënse vrouw met opleiding boekhouder in dienst te nemen, zegt veel: door de boekhoudprogramma’s naar het Engels aan te passen, kon ze aan de slag. Intussen is ze een jaar aan de slag en spreekt ze heel goed Nederlands. Voka, Unizo en Verso zullen nog een belangrijke rol in hebben om deze boodschap mee te verspreiden.